Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Schwedisch ->übersetze teergevoelig

übersetze teergevoelig von Niederländische ins Schwedisch

Übersicht

Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten

teergevoelig:
- ömtålig; känsligt; ömtåligt; lättsårad; lättsårat; mottaglig; mottagligt
Wiktionary:
- teergevoelig → äckelmagad

Niederländisch

Detailübersetzungen für teergevoelig (Niederländisch) ins Schwedisch

teergevoelig:

teergevoelig Adjektiv

teergevoelig (fijngevoelig; teerbesnaard; fijnzinnig)
ömtålig; känsligt; ömtåligt; lättsårad; lättsårat
- ömtålig Adjektiv
- känsligt Adjektiv
- ömtåligt Adjektiv
- lättsårad Adjektiv
- lättsårat Adjektiv
teergevoelig (vatbaar; gevoelig)
känsligt; mottaglig; mottagligt
- känsligt Adjektiv
- mottaglig Adjektiv
- mottagligt Adjektiv

Übersetzung Matrix für teergevoelig:

Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
känsligt	fijngevoelig; fijnzinnig; gevoelig; teerbesnaard; teergevoelig; vatbaar	bewogen; delicaat; gepassioneerd; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd; hachelijk; kregel; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair; prikkelbaar; sensitief
lättsårad	fijngevoelig; fijnzinnig; teerbesnaard; teergevoelig
lättsårat	fijngevoelig; fijnzinnig; teerbesnaard; teergevoelig
mottaglig	gevoelig; teergevoelig; vatbaar	aansprakelijk; gehouden; onbekrompen; verantwoordelijk
mottagligt	gevoelig; teergevoelig; vatbaar	aansprakelijk; gehouden; onbekrompen; verantwoordelijk
ömtålig	fijngevoelig; fijnzinnig; teerbesnaard; teergevoelig	bleekjes; delicaat; fijn van smaak; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
ömtåligt	fijngevoelig; fijnzinnig; teerbesnaard; teergevoelig	angstig voor pijn; bleekjes; breekbaar; broos; delicaat; eindig; fijn; fijn van smaak; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kleinzerig; kwetsbaar; pips; slap; slapjes; teder; teer; tenger; vergankelijk; voorbijgaand; wee; ziekelijk; zwak

Verwandte Wörter für "teergevoelig":

teergevoeligheid, teergevoelige

Wiktionary Übersetzungen für teergevoelig:

Cross Translation:

From	To	Via
• teergevoelig	→ äckelmagad	↔ squeamish — easily bothered or upset; tending to be nauseous or nervous