Niederländisch
Detailübersetzungen für tenlaste leggen (Niederländisch) ins Schwedisch
tenlaste leggen:
tenlaste leggen Verb (leg tenlaste, legt tenlaste, legde tenlaste, legden tenlaste, tenlaste gelegd)
-
tenlaste leggen
Konjugationen für tenlaste leggen:
o.t.t.
- leg tenlaste
- legt tenlaste
- legt tenlaste
- leggen tenlaste
- leggen tenlaste
- leggen tenlaste
o.v.t.
- legde tenlaste
- legde tenlaste
- legde tenlaste
- legden tenlaste
- legden tenlaste
- legden tenlaste
v.t.t.
- heb tenlaste gelegd
- hebt tenlaste gelegd
- heeft tenlaste gelegd
- hebben tenlaste gelegd
- hebben tenlaste gelegd
- hebben tenlaste gelegd
v.v.t.
- had tenlaste gelegd
- had tenlaste gelegd
- had tenlaste gelegd
- hadden tenlaste gelegd
- hadden tenlaste gelegd
- hadden tenlaste gelegd
o.t.t.t.
- zal tenlaste leggen
- zult tenlaste leggen
- zal tenlaste leggen
- zullen tenlaste leggen
- zullen tenlaste leggen
- zullen tenlaste leggen
o.v.t.t.
- zou tenlaste leggen
- zou tenlaste leggen
- zou tenlaste leggen
- zouden tenlaste leggen
- zouden tenlaste leggen
- zouden tenlaste leggen
en verder
- ben tenlaste gelegd
- bent tenlaste gelegd
- is tenlaste gelegd
- zijn tenlaste gelegd
- zijn tenlaste gelegd
- zijn tenlaste gelegd
diversen
- leg tenlaste!
- legt tenlaste!
- tenlaste gelegd
- tenlaste leggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für tenlaste leggen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anklaga | tenlaste leggen | aanklagen; beschuldigen; betichten; casseren; incrimineren; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken |
beskylla | tenlaste leggen | aanklagen; aanrekenen; aanwrijven; beschuldigen; betichten; chargeren; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; overdrijven; ten laste leggen |