Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
-
trekken:
- hala; släpa; dra med sig; rycka; draga; slänga; resa omkring; luffa; ställa ut
-
Wiktionary:
- trekken → dra, draga, hala
- trekken → dra, resa, draga, förnedra, förödmjuka, attrahera, ådraga, locka, tilldraga sig, ådraga sig, rita, teckna
Niederländisch
Detailübersetzungen für trok (Niederländisch) ins Schwedisch
trok form of trekken:
-
trekken (voorttrekken)
-
trekken (rukken)
– met kracht naar je toehalen 1 -
trekken (rondreizen; reizen; zwerven)
-
trekken
Konjugationen für trekken:
o.t.t.
- trek
- trekt
- trekt
- trekken
- trekken
- trekken
o.v.t.
- trok
- trok
- trok
- trokken
- trokken
- trokken
v.t.t.
- heb getrokken
- hebt getrokken
- heeft getrokken
- hebben getrokken
- hebben getrokken
- hebben getrokken
v.v.t.
- had getrokken
- had getrokken
- had getrokken
- hadden getrokken
- hadden getrokken
- hadden getrokken
o.t.t.t.
- zal trekken
- zult trekken
- zal trekken
- zullen trekken
- zullen trekken
- zullen trekken
o.v.t.t.
- zou trekken
- zou trekken
- zou trekken
- zouden trekken
- zouden trekken
- zouden trekken
en verder
- ben getrokken
- bent getrokken
- is getrokken
- zijn getrokken
- zijn getrokken
- zijn getrokken
diversen
- trek !
- trekt !
- getrokken
- trekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für trekken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dra med sig | trekken; voorttrekken | |
draga | rukken; trekken | dreggen; lenen; ontlenen; sjouwen; sleuren; torsen; touwtrekken; worstelen; zeulen |
hala | trekken; voorttrekken | eruit halen; sleuren; te voorschijn trekken |
luffa | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | |
resa omkring | reizen; rondreizen; trekken; zwerven | bereizen |
rycka | rukken; trekken | gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken; wegrukken; zich wringen |
slänga | rukken; trekken | eruit werken; keilen; kelderen; ontdoen; smijten; sodemieteren; zakken; zich van iets ontdoen |
släpa | trekken; voorttrekken | aanslepen; dreggen; sjorren; sjouwen; slepen; sleuren; torsen; zeulen |
ställa ut | trekken | exposeren; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen |
Verwandte Wörter für "trekken":
Verwandte Definitionen für "trekken":
Wiktionary Übersetzungen für trekken:
trekken
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trekken | → dra | ↔ draw — to pull out |
• trekken | → dra | ↔ draw — to determine the result of a lottery |
• trekken | → resa | ↔ journey — to travel, to make a trip or voyage |
• trekken | → dra; draga | ↔ pull — apply force to (something) so it comes towards one |
• trekken | → dra | ↔ ziehen — mit Anwendung von Kraft auf sich zu bewegen |
• trekken | → förnedra; förödmjuka | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• trekken | → attrahera; ådraga; draga; locka; tilldraga sig; ådraga sig | ↔ attirer — tirer, faire venir à soi. |
• trekken | → rita; teckna | ↔ dessiner — Reeprésenter par un dessin |