Niederländisch
Detailübersetzungen für utiliseren (Niederländisch) ins Schwedisch
utiliseren:
-
utiliseren (gebruik maken van; gebruiken; aanwenden; benutten)
Konjugationen für utiliseren:
o.t.t.
- utiliseer
- utiliseert
- utiliseert
- utiliseren
- utiliseren
- utiliseren
o.v.t.
- utiliseerde
- utiliseerde
- utiliseerde
- utiliseerden
- utiliseerden
- utiliseerden
v.t.t.
- heb geutiliseerd
- hebt geutiliseerd
- heeft geutiliseerd
- hebben geutiliseerd
- hebben geutiliseerd
- hebben geutiliseerd
v.v.t.
- had geutiliseerd
- had geutiliseerd
- had geutiliseerd
- hadden geutiliseerd
- hadden geutiliseerd
- hadden geutiliseerd
o.t.t.t.
- zal utiliseren
- zult utiliseren
- zal utiliseren
- zullen utiliseren
- zullen utiliseren
- zullen utiliseren
o.v.t.t.
- zou utiliseren
- zou utiliseren
- zou utiliseren
- zouden utiliseren
- zouden utiliseren
- zouden utiliseren
en verder
- ben geutiliseerd
- bent geutiliseerd
- is geutiliseerd
- zijn geutiliseerd
- zijn geutiliseerd
- zijn geutiliseerd
diversen
- utiliseer!
- utiliseert!
- geutiliseerd
- utiliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für utiliseren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
använda | aanwenden; benutten; gebruik maken van; gebruiken; utiliseren | aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; doorjagen; gebruik maken van; gebruiken; gelden; hanteren; inspannen; moeite geven; omleggen; opmaken; praktiseren; profiteren; solliciteren; sport uitoefenen; toepassen; van kracht zijn; verbruiken |
använda sig av | aanwenden; benutten; gebruik maken van; gebruiken; utiliseren | |
bruka | aanwenden; benutten; gebruik maken van; gebruiken; utiliseren | inspannen; moeite geven |
nyttja | aanwenden; benutten; gebruik maken van; gebruiken; utiliseren | aangrijpen; aanwenden; benutten; gebruiken; toepassen |