Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Schwedisch ->übersetze vakje

übersetze vakje von Niederländische ins Schwedisch

Übersicht

Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten

vakje:
- avdelning; fack; bås
vak:
- arbete; yrke; profession; jobb; frysbox; frysfack
Wiktionary:
- vakje → fyrkant
- vak → hantverk, fält, fack, yrke, bondgård, gård, säteri

Niederländisch

Detailübersetzungen für vakje (Niederländisch) ins Schwedisch

vakje:

vakje [het ~] Nomen

het vakje
avdelning; fack; bås
- avdelning [-en] Nomen
- fack [-ett] Nomen
- bås [-ett] Nomen

Übersetzung Matrix für vakje:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
avdelning	vakje	afdeling; afschotten; afschutten; ambtsgebied; bestuursgebied; bestuursregio; brigade; departement; detachement; divisie; sectie; tak; verdeling
bås	vakje	kraam; kraampjes; stalletje; stalletjes; stand; stands
fack	vakje	ambtsgebied; bestuursgebied; compartiment; coupé; sleuf

Verwandte Wörter für "vakje":

vakjes, vak

Wiktionary Übersetzungen für vakje:

Cross Translation:

From	To	Via
• vakje	→ fyrkant	↔ case — Espace délimité dans un registre, formulaire ou tableau

vakje form of vak:

vak [het ~] Nomen

het vak (werk; beroep)
arbete
- arbete [-ett] Nomen
het vak (métier; ambacht; stiel)
yrke; profession
- yrke [-ett] Nomen
- profession [-en] Nomen
het vak (werk; arbeid; taak; werkzaamheid; inspanning; ambacht; bezigheid)
arbete; jobb
- arbete [-ett] Nomen
- jobb [-ett] Nomen
het vak (vriesvak)
frysbox; frysfack
- frysbox [-en] Nomen
- frysfack Nomen

Übersetzung Matrix für vak:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
arbete	ambacht; arbeid; beroep; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid	activiteit; ambt; arbeid; baan; baantje; bedrijvigheid; beroep; bezigheid; dienstbetrekking; functie; job; karwei; positie; professie; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek; werkzaamheid
frysbox	vak; vriesvak
frysfack	vak; vriesvak
jobb	ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid	aanstelling; aanvraag; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; benoeming; beroep; betrekking; contract; dienstbetrekking; functie; installatie; job; karwei; karweitje; klusje; positie; professie; taak
profession	ambacht; métier; stiel; vak	ambt; beroep; professie
yrke	ambacht; métier; stiel; vak	ambt; beroep; metier; professie
-	beroep

Verwandte Wörter für "vak":

vakken, vakje

Synonyms for "vak":

beroep

Verwandte Definitionen für "vak":

wat je doet om geld te verdienen¹
- het is belangrijk dat iedereen een vak leert¹
hokje in een kast of la¹
- in dit vak horen de messen¹
onderdeel van de wetenschap¹
- wiskunde is een moeilijk vak¹
plat vlak, begrensd door rechte lijnen¹
- hoeveel vakjes heeft een dambord?¹

Wiktionary Übersetzungen für vak:

Cross Translation:

From	To	Via
• vak	→ hantverk	↔ craft — skilled practice
• vak	→ fält	↔ field — course of study or domain of knowledge or practice
• vak	→ fack; yrke; bondgård; gård; säteri	↔ domaine — Propriété d’une assez vaste étendue et contenant des biens-fonds de diverse nature. (Sens général)
• vak	→ fack; yrke	↔ spécialité — caractère de ce qui est spécial.

¹Muiswerk Woordenboek