Niederländisch
Detailübersetzungen für valideren (Niederländisch) ins Schwedisch
valideren:
-
valideren
-
valideren
Konjugationen für valideren:
o.t.t.
- valideer
- valideert
- valideert
- valideren
- valideren
- valideren
o.v.t.
- valideerde
- valideerde
- valideerde
- valideerden
- valideerden
- valideerden
v.t.t.
- heb gevalideerd
- hebt gevalideerd
- heeft gevalideerd
- hebben gevalideerd
- hebben gevalideerd
- hebben gevalideerd
v.v.t.
- had gevalideerd
- had gevalideerd
- had gevalideerd
- hadden gevalideerd
- hadden gevalideerd
- hadden gevalideerd
o.t.t.t.
- zal valideren
- zult valideren
- zal valideren
- zullen valideren
- zullen valideren
- zullen valideren
o.v.t.t.
- zou valideren
- zou valideren
- zou valideren
- zouden valideren
- zouden valideren
- zouden valideren
en verder
- ben gevalideerd
- bent gevalideerd
- is gevalideerd
- zijn gevalideerd
- zijn gevalideerd
- zijn gevalideerd
diversen
- valideer!
- valideert!
- gevalideerd
- validerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für valideren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
lagfästa | valideren | |
stadfästa | valideren | |
validera | valideren | |
verifiera | valideren | aantonen; bewijzen; nagaan; staven; verifieren; zekerstellen |