Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. variëren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für variëren (Niederländisch) ins Schwedisch

variëren:

variëren Verb (varieer, varieert, varieerde, varieerden, gevarieerd)

  1. variëren (uiteenlopen; veranderen; verschillen; afwisselen; wisselen)
    variera
    • variera Verb (varierar, varierade, varierat)
  2. variëren (fluctueren)
    gå upp och ned
    • gå upp och ned Verb (går upp och ned, gick upp och ned, gått upp och ned)

Konjugationen für variëren:

o.t.t.
  1. varieer
  2. varieert
  3. varieert
  4. varieren
  5. varieren
  6. varieren
o.v.t.
  1. varieerde
  2. varieerde
  3. varieerde
  4. varieerden
  5. varieerden
  6. varieerden
v.t.t.
  1. heb gevarieerd
  2. hebt gevarieerd
  3. heeft gevarieerd
  4. hebben gevarieerd
  5. hebben gevarieerd
  6. hebben gevarieerd
v.v.t.
  1. had gevarieerd
  2. had gevarieerd
  3. had gevarieerd
  4. hadden gevarieerd
  5. hadden gevarieerd
  6. hadden gevarieerd
o.t.t.t.
  1. zal variëren
  2. zult variëren
  3. zal variëren
  4. zullen variëren
  5. zullen variëren
  6. zullen variëren
o.v.t.t.
  1. zou variëren
  2. zou variëren
  3. zou variëren
  4. zouden variëren
  5. zouden variëren
  6. zouden variëren
en verder
  1. ben gevarieerd
  2. bent gevarieerd
  3. is gevarieerd
  4. zijn gevarieerd
  5. zijn gevarieerd
  6. zijn gevarieerd
diversen
  1. varieer!
  2. varieert!
  3. gevarieerd
  4. varierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für variëren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gå upp och ned fluctueren; variëren
variera afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen overhoop liggen; overhoopliggen

Wiktionary Übersetzungen für variëren:


Cross Translation:
FromToVia
variëren variera différer — Traductions à trier suivant le sens
variëren variera varier — À trier