Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. vastnemen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vastnemen (Niederländisch) ins Schwedisch

vastnemen:

vastnemen Verb (neem vast, neemt vast, nam vast, namen vast, vastgenomen)

  1. vastnemen (vastpakken; grijpen; beetgrijpen; )
    ta tag i; fatta tag i; gripa tag i
    • ta tag i Verb (tar tag i, tog tag i, tagit tag i)
    • fatta tag i Verb (fattar tag i, fattade tag i, fattat tag i)
    • gripa tag i Verb (griper tag i, grep tag i, gripit tag i)

Konjugationen für vastnemen:

o.t.t.
  1. neem vast
  2. neemt vast
  3. neemt vast
  4. nemen vast
  5. nemen vast
  6. nemen vast
o.v.t.
  1. nam vast
  2. nam vast
  3. nam vast
  4. namen vast
  5. namen vast
  6. namen vast
v.t.t.
  1. heb vastgenomen
  2. hebt vastgenomen
  3. heeft vastgenomen
  4. hebben vastgenomen
  5. hebben vastgenomen
  6. hebben vastgenomen
v.v.t.
  1. had vastgenomen
  2. had vastgenomen
  3. had vastgenomen
  4. hadden vastgenomen
  5. hadden vastgenomen
  6. hadden vastgenomen
o.t.t.t.
  1. zal vastnemen
  2. zult vastnemen
  3. zal vastnemen
  4. zullen vastnemen
  5. zullen vastnemen
  6. zullen vastnemen
o.v.t.t.
  1. zou vastnemen
  2. zou vastnemen
  3. zou vastnemen
  4. zouden vastnemen
  5. zouden vastnemen
  6. zouden vastnemen
en verder
  1. ben vastgenomen
  2. bent vastgenomen
  3. is vastgenomen
  4. zijn vastgenomen
  5. zijn vastgenomen
  6. zijn vastgenomen
diversen
  1. neem vast!
  2. neemt vast!
  3. vastgenomen
  4. vastnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vastnemen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fatta tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
gripa tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten
ta tag i aanpakken; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; grijpen; vastgrijpen; vastnemen; vastpakken; vatten