Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch: mehr Daten
- verlagen:
-
Wiktionary:
- verlagen → förnedra, förödmjuka
Niederländisch
Detailübersetzungen für verlagen (Niederländisch) ins Schwedisch
verlagen:
-
verlagen (lager maken)
-
verlagen (afprijzen; verminderen; reduceren)
-
verlagen (verminderen; reduceren; afnemen; beperken; inperken; verkorten; minder worden; krimpen; inkrimpen; slinken; minderen)
Konjugationen für verlagen:
o.t.t.
- verlaag
- verlaagt
- verlaagt
- verlagen
- verlagen
- verlagen
o.v.t.
- verlaagde
- verlaagde
- verlaagde
- verlaagden
- verlaagden
- verlaagden
v.t.t.
- heb verlaagd
- hebt verlaagd
- heeft verlaagd
- hebben verlaagd
- hebben verlaagd
- hebben verlaagd
v.v.t.
- had verlaagd
- had verlaagd
- had verlaagd
- hadden verlaagd
- hadden verlaagd
- hadden verlaagd
o.t.t.t.
- zal verlagen
- zult verlagen
- zal verlagen
- zullen verlagen
- zullen verlagen
- zullen verlagen
o.v.t.t.
- zou verlagen
- zou verlagen
- zou verlagen
- zouden verlagen
- zouden verlagen
- zouden verlagen
diversen
- verlaag!
- verlaagt!
- verlaagd
- verlagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze