Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für verlokken (Niederländisch) ins Schwedisch
verlokken:
Konjugationen für verlokken:
o.t.t.
- verlok
- verlokt
- verlokt
- verlokken
- verlokken
- verlokken
o.v.t.
- verlokte
- verlokte
- verlokte
- verlokten
- verlokten
- verlokten
v.t.t.
- heb verlokt
- hebt verlokt
- heeft verlokt
- hebben verlokt
- hebben verlokt
- hebben verlokt
v.v.t.
- had verlokt
- had verlokt
- had verlokt
- hadden verlokt
- hadden verlokt
- hadden verlokt
o.t.t.t.
- zal verlokken
- zult verlokken
- zal verlokken
- zullen verlokken
- zullen verlokken
- zullen verlokken
o.v.t.t.
- zou verlokken
- zou verlokken
- zou verlokken
- zouden verlokken
- zouden verlokken
- zouden verlokken
diversen
- verlok!
- verlokt!
- verlokt
- verlokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze