Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für vertragen (Niederländisch) ins Schwedisch
vertragen:
-
vertragen (temporiseren; ophouden)
-
vertragen (temporiseren; rekken)
-
vertragen (voor zich uitschuiven; uitstellen; verschuiven; opschuiven; opschorten; rekken)
Konjugationen für vertragen:
o.t.t.
- vertraag
- vertraagt
- vertraagt
- vertragen
- vertragen
- vertragen
o.v.t.
- vertraagde
- vertraagde
- vertraagde
- vertraagden
- vertraagden
- vertraagden
v.t.t.
- heb vertraagd
- hebt vertraagd
- heeft vertraagd
- hebben vertraagd
- hebben vertraagd
- hebben vertraagd
v.v.t.
- had vertraagd
- had vertraagd
- had vertraagd
- hadden vertraagd
- hadden vertraagd
- hadden vertraagd
o.t.t.t.
- zal vertragen
- zult vertragen
- zal vertragen
- zullen vertragen
- zullen vertragen
- zullen vertragen
o.v.t.t.
- zou vertragen
- zou vertragen
- zou vertragen
- zouden vertragen
- zouden vertragen
- zouden vertragen
diversen
- vertraag!
- vertraagt!
- vertraagd
- vertragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze