Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. vervroegen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vervroegen (Niederländisch) ins Schwedisch

vervroegen:

vervroegen Verb (vervroeg, vervroegt, vervroegde, vervroegden, vervroegd)

  1. vervroegen (vroeger uitvoeren dan gepland; naar voren plaatsen)
    befordra; påskynda; befrämja
    • befordra Verb (befordrar, befordrade, befordrat)
    • påskynda Verb (påskyndar, påskyndade, påskyndat)
    • befrämja Verb (befrämjar, befrämjade, befrämjat)

Konjugationen für vervroegen:

o.t.t.
  1. vervroeg
  2. vervroegt
  3. vervroegt
  4. vervroegen
  5. vervroegen
  6. vervroegen
o.v.t.
  1. vervroegde
  2. vervroegde
  3. vervroegde
  4. vervroegden
  5. vervroegden
  6. vervroegden
v.t.t.
  1. heb vervroegd
  2. hebt vervroegd
  3. heeft vervroegd
  4. hebben vervroegd
  5. hebben vervroegd
  6. hebben vervroegd
v.v.t.
  1. had vervroegd
  2. had vervroegd
  3. had vervroegd
  4. hadden vervroegd
  5. hadden vervroegd
  6. hadden vervroegd
o.t.t.t.
  1. zal vervroegen
  2. zult vervroegen
  3. zal vervroegen
  4. zullen vervroegen
  5. zullen vervroegen
  6. zullen vervroegen
o.v.t.t.
  1. zou vervroegen
  2. zou vervroegen
  3. zou vervroegen
  4. zouden vervroegen
  5. zouden vervroegen
  6. zouden vervroegen
diversen
  1. vervroeg!
  2. vervroegt!
  3. vervroegd
  4. vervroegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vervroegen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
befordra naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland avanceren; helpen; iemand begunstigen; iets transporteren; promoten; transporteren; vervoeren; voorschuiven; voortrekken
befrämja naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland bevorderen; promoveren
påskynda naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland aanjagen; aansporen; accelereren; bevorderen; gas geven; opjutten; optrekken van auto; porren; promoveren