Niederländisch
Detailübersetzungen für vervroegen (Niederländisch) ins Schwedisch
vervroegen:
-
vervroegen (vroeger uitvoeren dan gepland; naar voren plaatsen)
Konjugationen für vervroegen:
o.t.t.
- vervroeg
- vervroegt
- vervroegt
- vervroegen
- vervroegen
- vervroegen
o.v.t.
- vervroegde
- vervroegde
- vervroegde
- vervroegden
- vervroegden
- vervroegden
v.t.t.
- heb vervroegd
- hebt vervroegd
- heeft vervroegd
- hebben vervroegd
- hebben vervroegd
- hebben vervroegd
v.v.t.
- had vervroegd
- had vervroegd
- had vervroegd
- hadden vervroegd
- hadden vervroegd
- hadden vervroegd
o.t.t.t.
- zal vervroegen
- zult vervroegen
- zal vervroegen
- zullen vervroegen
- zullen vervroegen
- zullen vervroegen
o.v.t.t.
- zou vervroegen
- zou vervroegen
- zou vervroegen
- zouden vervroegen
- zouden vervroegen
- zouden vervroegen
diversen
- vervroeg!
- vervroegt!
- vervroegd
- vervroegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vervroegen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
befordra | naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland | avanceren; helpen; iemand begunstigen; iets transporteren; promoten; transporteren; vervoeren; voorschuiven; voortrekken |
befrämja | naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland | bevorderen; promoveren |
påskynda | naar voren plaatsen; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland | aanjagen; aansporen; accelereren; bevorderen; gas geven; opjutten; optrekken van auto; porren; promoveren |