Niederländisch
Detailübersetzungen für verzwijgen (Niederländisch) ins Schwedisch
verzwijgen:
-
verzwijgen (achterhouden; verhelen)
Konjugationen für verzwijgen:
o.t.t.
- verzwijg
- verzwijgt
- verzwijgt
- verzwijgen
- verzwijgen
- verzwijgen
o.v.t.
- verzweeg
- verzweeg
- verzweeg
- verzwegen
- verzwegen
- verzwegen
v.t.t.
- heb verzwegen
- hebt verzwegen
- heeft verzwegen
- hebben verzwegen
- hebben verzwegen
- hebben verzwegen
v.v.t.
- had verzwegen
- had verzwegen
- had verzwegen
- hadden verzwegen
- hadden verzwegen
- hadden verzwegen
o.t.t.t.
- zal verzwijgen
- zult verzwijgen
- zal verzwijgen
- zullen verzwijgen
- zullen verzwijgen
- zullen verzwijgen
o.v.t.t.
- zou verzwijgen
- zou verzwijgen
- zou verzwijgen
- zouden verzwijgen
- zouden verzwijgen
- zouden verzwijgen
diversen
- verzwijg!
- verzwijgt!
- verzwegen
- verzwijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verzwijgen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dölja | achterhouden; verhelen; verzwijgen | achterhouden; bedekken; bekleden; bemantelen; camoufleren; hullen; in omgeving op laten gaan; inhullen; maskeren; omhullen; ontveinzen; ophopen; opkroppen; opstapelen; overtrekken; samenvouwen; verbergen; verbloemen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen; wegstoppen |