Niederländisch
Detailübersetzungen für voortrekken (Niederländisch) ins Schwedisch
voortrekken:
-
voortrekken (iemand begunstigen; voorschuiven)
-
voortrekken (bevoordelen; begunstigen; voorschuiven)
Konjugationen für voortrekken:
o.t.t.
- trek voor
- trekt voor
- trekt voor
- trekken voor
- trekken voor
- trekken voor
o.v.t.
- trok voor
- trok voor
- trok voor
- trokken voor
- trokken voor
- trokken voor
v.t.t.
- heb voorgetrokken
- hebt voorgetrokken
- heeft voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
- hebben voorgetrokken
v.v.t.
- had voorgetrokken
- had voorgetrokken
- had voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
- hadden voorgetrokken
o.t.t.t.
- zal voortrekken
- zult voortrekken
- zal voortrekken
- zullen voortrekken
- zullen voortrekken
- zullen voortrekken
o.v.t.t.
- zou voortrekken
- zou voortrekken
- zou voortrekken
- zouden voortrekken
- zouden voortrekken
- zouden voortrekken
diversen
- trek voor!
- trekt voor!
- voorgetrokken
- voortrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze