Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. vooruitzetten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vooruitzetten (Niederländisch) ins Schwedisch

vooruitzetten:

vooruitzetten Verb (zet vooruit, zette vooruit, zetten vooruit, vooruitgezet)

  1. vooruitzetten (vooropzetten; beginnen met; vooropstellen)
    ha förutfattade meningar; föreställa sig på förhand

Konjugationen für vooruitzetten:

o.t.t.
  1. zet vooruit
  2. zet vooruit
  3. zet vooruit
  4. zetten vooruit
  5. zetten vooruit
  6. zetten vooruit
o.v.t.
  1. zette vooruit
  2. zette vooruit
  3. zette vooruit
  4. zetten vooruit
  5. zetten vooruit
  6. zetten vooruit
v.t.t.
  1. heb vooruitgezet
  2. hebt vooruitgezet
  3. heeft vooruitgezet
  4. hebben vooruitgezet
  5. hebben vooruitgezet
  6. hebben vooruitgezet
v.v.t.
  1. had vooruitgezet
  2. had vooruitgezet
  3. had vooruitgezet
  4. hadden vooruitgezet
  5. hadden vooruitgezet
  6. hadden vooruitgezet
o.t.t.t.
  1. zal vooruitzetten
  2. zult vooruitzetten
  3. zal vooruitzetten
  4. zullen vooruitzetten
  5. zullen vooruitzetten
  6. zullen vooruitzetten
o.v.t.t.
  1. zou vooruitzetten
  2. zou vooruitzetten
  3. zou vooruitzetten
  4. zouden vooruitzetten
  5. zouden vooruitzetten
  6. zouden vooruitzetten
diversen
  1. zet vooruit!
  2. zet vooruit!
  3. vooruitgezet
  4. vooruitzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vooruitzetten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
föreställa sig på förhand beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten
ha förutfattade meningar beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten