Niederländisch
Detailübersetzungen für wegstoppen (Niederländisch) ins Schwedisch
wegstoppen:
-
wegstoppen (wegsteken)
-
wegstoppen (verbergen; achterhouden; verstoppen; verduisteren; verheimelijken)
Konjugationen für wegstoppen:
o.t.t.
- stop weg
- stopt weg
- stopt weg
- stoppen weg
- stoppen weg
- stoppen weg
o.v.t.
- stopte weg
- stopte weg
- stopte weg
- stopten weg
- stopten weg
- stopten weg
v.t.t.
- heb weggestopt
- hebt weggestopt
- heeft weggestopt
- hebben weggestopt
- hebben weggestopt
- hebben weggestopt
v.v.t.
- had weggestopt
- had weggestopt
- had weggestopt
- hadden weggestopt
- hadden weggestopt
- hadden weggestopt
o.t.t.t.
- zal wegstoppen
- zult wegstoppen
- zal wegstoppen
- zullen wegstoppen
- zullen wegstoppen
- zullen wegstoppen
o.v.t.t.
- zou wegstoppen
- zou wegstoppen
- zou wegstoppen
- zouden wegstoppen
- zouden wegstoppen
- zouden wegstoppen
diversen
- stop weg!
- stopt weg!
- weggestopt
- wegstoppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für wegstoppen:
Wiktionary Übersetzungen für wegstoppen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wegstoppen | → dölja; gömma | ↔ hide — (transitive) |
• wegstoppen | → gömma | ↔ hide — (intransitive) |