Schwedisch
Detailübersetzungen für lössläppa (Schwedisch) ins Niederländisch
lössläppa: (*Wort und Satz getrennt)
- lös: los; mobiel; roerend; beweegbaar; verplaatsbaar; verzetbaar; niet vast
- släppa: loslaten; laten gaan; niet vasthouden; dumpen; laten vallen; uitgeven; scheiden; versie; detacheren; afzien; lanceren; losmaken; vrijlaten; verlossen; afstand doen; op de markt brengen; afdanken; afwerpen; afvloeien; seponeren; loskrijgen; eruit gooien; afhelpen; bevrijden van; aan de dijk zetten; loshaken; afsmijten; loswerken; amnestie verlenen; van last bevrijden; invrijheidstellen; congé geven; afzien van rechtsvervolging; van zijn positie verdrijven
- lås: tong; schoot; schuif; grendel; verschuifbare sluiting; vergrendelen; knipbeugel; sluiswerk