Schwedisch
Detailübersetzungen für skära sig (Schwedisch) ins Niederländisch
skära sig: (*Wort und Satz getrennt)
- skara: sociëteit; soos; kernploeg
- skära: snijden; afsnijden; schuren; raspen; schaven; doorknippen; snerpen; snijding; maaien; kerven; sikkel; inhakken; houtsnijden; snoeimes; sikkeltje; inhouwen; snijwerk maken; in hout schrijven; met effect spelen; een knippend geluid maken
- skåra: hak; inkeping; houw; keep; kerf; inkerving; slag met een scherp werktuig; split; sneetje; groeven; insnijden; insnijding; kartelen; kepen; inkerven; soort vink; snijwondje; kerfsnede; creneleren; kartels krijgen
- avundas: benijden; misgunnen; niet gunnen
- brottas: worstelen; met iemand worstelen
- brännas: aanbakken
- dagas: dagen; aanbreken van de dag; lichten; licht worden
- finnas: zijn; bestaan; leven; existeren; gebeuren; plaatsvinden; voordoen; passeren; voorvallen; plaats hebben
- flockas: samendringen
- frodas: bloeien; floreren; goed lopen
- fäktas: schermen
- förbittras: verbolgen worden; bitter worden
- förenas: samenstromen
- förfäras: gruwelen; griezelen; gruwen
- förlängas: lengen
- förskräckas: schrikken
- försoffas: stagneren; op hetzelfde niveau blijven
- förstummas: verstommen; verstillen
- förstärkas: versterken; sterken; sterker worden
- försämras: verslechteren; erger worden; tanen; afrotten
- gnabbas: ruzieën; twisten; kibbelen; bekvechten; bakkeleien; hakketakken
- gruffas: vechten; kampen; matten; knokken; duelleren; bakkeleien
- splittras: springen; splitsen; klappen; ontploffen; exploderen; splijten; kloven; klieven; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uiteensplijten
- sprängas: springen; klappen; ontploffen; exploderen; opwaaien; uit elkaar spatten; uit elkaar springen
- stegras: verhogen; hoger maken
- stärkas: versterken; sterken; sterker worden
- stötas: reppen; jachten; spoeden; jakkeren