Schwedisch
Detailübersetzungen für snarkning (Schwedisch) ins Niederländisch
snarkning: (*Wort und Satz getrennt)
- snår: struiken; struikgewas; struweel; kreupelhout; kreupelbos
- ökning: uitbreiding; groei; stijging; verhoging; toename; aanwinst; versterking; expansie; vermeerdering; groter worden; aanwas; aangroei; omhoog komen; toeneming; vermedevuldigen; toenames; aanvoeging; vermeerderingen; toenemingen; toename voorraad
- snöa: sneeuwen
- räkning: afrekening; snavel; vogelbek; telling; gelag; kerfstokken
- rökning: nicotineverslaving
- åsna: trut; takkewijf; ezel; ezelin