Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für snerpen (Niederländisch) ins Englisch
snerpen:
-
snerpen
Konjugationen für snerpen:
o.t.t.
- snerp
- snerpt
- snerpt
- snerpen
- snerpen
- snerpen
o.v.t.
- snerpte
- snerpte
- snerpte
- snerpten
- snerpten
- snerpten
v.t.t.
- heb gesnerpt
- hebt gesnerpt
- heeft gesnerpt
- hebben gesnerpt
- hebben gesnerpt
- hebben gesnerpt
v.v.t.
- had gesnerpt
- had gesnerpt
- had gesnerpt
- hadden gesnerpt
- hadden gesnerpt
- hadden gesnerpt
o.t.t.t.
- zal snerpen
- zult snerpen
- zal snerpen
- zullen snerpen
- zullen snerpen
- zullen snerpen
o.v.t.t.
- zou snerpen
- zou snerpen
- zou snerpen
- zouden snerpen
- zouden snerpen
- zouden snerpen
en verder
- ben gesnerpt
- bent gesnerpt
- is gesnerpt
- zijn gesnerpt
- zijn gesnerpt
- zijn gesnerpt
diversen
- snerp!
- snerpt!
- gesnerpt
- snerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für snerpen:
Wiktionary Übersetzungen für snerpen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snerpen | → cut; slice; trim; carve; chisel; whittle; chop; hack; hew; facet; cut off; grave | ↔ tailler — couper, retrancher d’une matière, en ôter avec le marteau, le ciseau, ou tout autre instrument, ce qu’il y a de superflu, pour lui donner une certaine forme, pour la rendre propre à tel ou tel usage. |
• snerpen | → slice; cut | ↔ trancher — Traductions à trier suivant le sens |